|
Nachtofficie
Er zijn bij Kartuizers en Trappisten
zoveel lege plaatsen in de koorbanken.
Naast Augustinus staat niemand,
rechts van Titus ook niemand.
Op veel plaatsen liggen gesloten boeken,
ook de lichtjes zijn daar niet aangedaan.
Het is nachtelijk stil in het monasterium
als de klok luidt voor de Metten.
Midden in de nacht, over bergen en dalen
worden wij met hen een gemeenschap,
om een volk te zijn dat psalmzingt -
jij naast Titus, ik naast Augustinus.
Ons psalterium ligt open op tafel,
de cassette opent met ‘Venite’ ‘Komt’.
Geleidelijk versmelten onze stemmen
met hun stemmen, lossen plaats en ruimte op.
En wij mogen in hun diepte dalen,
in deze stille uren in God ondergaan.
Op de lege plaatsen in de koorbanken
gaat het licht boven de boeken aan.
|