|
Monniken
Er zijn mensen, die onbekend zijn
met het monniksleven, die nooit
op de gedachte zijn gekomen monnik
te worden - en desondanks monnik
geworden zijn door de tijd.
Geleidelijk dringt het tot hen door
dat zij het zijn - en wel vanuit
de feitelijkheid van hun bestaan.
Zij dragen gedragen (boven-) kleding
om te kunnen sparen voor de armen.
Zij wonen in een huurhuis in een rijtje.
Zij leven vegetarisch om redenen van
gezondheid en om der dieren wille.
Zij schaffen niets nieuws aan - ouds
is er genoeg. Zij hebben geen krant.
Eenmaal daags het journaal is genoeg.
Zij houden internet buiten de deur
en een kleinbeeld TV is groot genoeg
om voetbal te kijken en kunst.
Een digitale camera hoeft ook niet.
Geen mobieltje dat je overal volgt
en geen e-mailtjes op het scherm.
Maar de oude langspeelplaten en
de cassetjes zijn een grote schat.
Zij gaan niet (meer) naar lezingen
over ‘liefde’ of over ‘God’.
Zij weten genoeg om lief te hebben
en te bidden. De boekenkast staat vol.
Geen hulp voor de schoonmaak -
zij houden alles zelf zuiver en schoon.
De zuiverheid van hun lichaam is hen
heilig, als de spiegel van hun ziel.
En dan: in een voortdurend schouwen
en beschouwen is schouwburgbezoek
niet langer een levensbehoefte.
En reizen? De reis naar binnen,
naar het hart van een (geliefde)
ander is boeiend en betoverend genoeg.
In de supermarkt kom je lieve, blije,
lachende mensen tegen die je groeten.
In de achtertuin zijn de tuintortels
dagelijkse disgenoten, met de mussen
en de kauwen, terwijl de zanglijster
in de volière de morgen begroet.
Terwijl de duiven uitstijgen boven
de bomen, ligt het psalterium open:
het ‘aperi’ vangt aan. En in de late
uren vullen de ‘metten’ het duister.
Spiegelbeeld zijn zij van de grote
belijders en strijders, die in de
monasteria hun leven gelegd hebben
in de handen van de levende God.
Spiegelbeeld, gelijkend, omgekeerd
hetzelfde. maar altijd zich wetend
slechts afspiegeling te zijn van het
monastieke leven voor God alleen.
|