|
Mijn bidstoel
De aarde is mijn bidstoel
waarop ik dagelijks kniel,
warm of koud, zo warm en koud
als ik ben, maar altijd goed.
En als ik op haar neerlig
in het uur van verschrikking
op Goede Vrijdag, is zij een
bodemloze diepte van verdriet.
Ik kus de aarde zoals
monniken de aarde kussen om
God en aarde te voelen, Liefde
tastbaar als blauw en groen.
In mijn omarming ben jij,
mijn lief, mensgeworden aarde,
een bloem in Gods mond
waarvan de engelen zingen.
|