|
Liefdesgemeenschap
Het tafelblad waarop ik leun
heeft nog de echo in zijn nerven
van het liefdefluisterend gekreun
van twee bomen toen zij paarden.
De wollen trui die ik draag
geurt nog na van schapenvacht en
van de ram die zijn ooitje graag
besprong en met haar paarde.
De schoenen aan mijn voeten zijn nog
in leven vanaf de dag dat het embryo
kalfje werd en leefde van het zog
van moeder die met vader paarde.
En wat we eten, koren groente fruit,
de duizend en een kruiden lekkernijen,
zij zijn de liefdesvruchten van de bruid
die de eeuwige bruidegom vergaarde.
Dit is begin van alle menselijkheden,
schaal van vruchten voor de dorst.
Hier vloeit de bron van de gebeden,
verzadigt honger zich met moederaarde.
Daarom is het leven één paringsdans
waarin de mens de koningsdanser is.
En altijd hangt er een lauwerkrans
rond de bron waar God zich openbaarde.
|