|
Tweeling
Je waakt en slaapt in
een wollig wiegje waar je
aanminnig lonkt en lacht.
Je bibs is
als een pasgeboren tweeling
blosje licht op het gezicht.
Je voeten zonnedansen
rond de Helianthus.
Er staat een rode roos
in je hand.
Tussen het naakte groen
kust de zon je schouders.
Je heupen deinen
als tweejarige veulens die
hups voor je uit bewegen.
Je rijst op tussen
binnenbillenzachte oevers
waar mannenblikken rusten.
Hier glooi je samen
in verborgen tederheden.
In schemerlichte nissen
koester je
het stil en diep geheim
waarvoor de goden knielen.
Als je armen wuiven
rond de bomen, worden
je haren wolken licht.
Als je bukt,
geuren de rozen, duizelt het
leven in een rivier van goud.
|