|
Boerenboom
Boer, hart van natuur, trouwe
groeigeest van landouwen,
menselijk milieu van de dieren
om er liefde in te vieren,
jij die meer dan wie ook weet
hebt van alle dierenleed:
hoor hoe de koeien loeien
als zij stilzwijgend schroeien
op het schaduwloze rooster
van een zonovergoten zomer.
Hoor hoe koeien paarden bidden:
wil asjeblief in het midden
van je wijde weidevelden,
waar wij als gevallen helden
van ellende en van pijn vergaan,
één boom laten staan?
Het polderlandschap rond de dorpen
is als een besmettelijk verworpen
vrucht van een stervende natuur.
Op een weipaal tuurt de Tureluur.
Ginds lopen Scholeksters verloren
achter ronkende landbouwtraktoren.
De Tjiftjaf die geen mais wil eten
is zijn geboortegrond vergeten.
De boeren blijven heggen snoeien
omdat er overal gras moet groeien.
Maar ‘t akkermaalshout vecht steil
omhoog langs de kepen van de bijl,
omdat de padden en de hagedissen
hun eigen huis niet kunnen missen.
Weer durft tussen de doornhagen
de Heggemus de oversteek te wagen.
Dan zal in een bos van bramen
de Nachtegaal opnieuw de namen
van de planten en de dieren noemen.
Weer zullen honingbijen zoemen
in de kruin van Kamperfoeliebomen
die als guirlandes de zomen
van het zomerkleed versieren.
Onder schaduwen van Populieren
lachen dan de bermen, als de koeien
met de stier van Potter stoeien.
Dan kuurt het paard zich uit
en schuurt het ruig zijn huid,
als de kalfjes rusten en herkauwen.
Wil je een nieuwe wereld bouwen,
wil je bouwen aan een droom:
boer, plant dan een boerenboom!
|