|
Paradise
Lieve God.
Jij bent alwat is,
het eeuwige leven.
Jij bent al
wat je wordt,
alvervulde vreugde.
Maar jij lijdt ook
alle mensenlijden,
het sterfelijke leed
van alle leven.
In Jezus
leed je de wanhoop
van de dood
in een verscheurd
aards bestaan.
In Maria
werd je de draagbaar
van de dood,
wanneer een kinderleven
zich weer oploste
in het niets van de tijd.
En wij maar vragen:
hoe kun je
het lijden toelaten,
waarom heb je
een wereld geschapen
waarin mensen en dieren
aan elkaar tenondergaan?
Maar jij ondergaat zelf
alle wereldleed,
je siddert van angst,
de hele schepping huivert
wanneer de ene mens
de andere doodt
en wanneer een vogel
een insect opeet.
Jij bent zelf
het lijden,
niet bij machte
je eigen lot
te veranderen -
omdat je zo
uit een zee verdriet
aan zult spoelen
in het paradijs.
Daar zullen
alle mensen
alle levende wezens -
de walvis en het plankton,
de mammoetboom en het mos -
opnieuw herleven
want zoals jij
ons nu bewoont,
zul je ons in eeuwigheid
toch blijven bewonen?
|