|
Voleinding
Zo klein zat zij
waakvlammetje
in haar eigen
schemering.
Zo broos en stil.
‘God’ bad ik
‘neem haar zachtjes
bij U - maar
weest U voorzichtig
zij is zo breekbaar,
leg haar teruste
bij U zelf’.
Zo gebeurde
die nacht.
Plotseling was er
het grote Licht.
En als een kind
keerde zij terug
in de schoot
van de eeuwigheid.
|