|
Avondlicht
De dagen krimpen in hun loop
en vervagen tot herinneringen.
Ik zwanger van verwachting waar
verwondering mijn leven kleurde.
Ik ben het kind dat zijn eerste
woorden niet meer zingt
maar tastend langs de wanden
van het leven gaat.
Mijn horizon komt dichterbij,
verandert van begin in einde.
Leef ik de tijd weg naar
een onherroepelijk verleden
op het ritme der seizoenen?
Is het leven iedere dag opnieuw
opstaan uit ongenade, onvermogen,
leegte en vergetelheid?
Misschien eindigt mijn nood
in een laatste schreeuw omdat
er niemand is. Dan Jij?
Of zullen lieve handen mij
uit mijn versleten kleed
tillen naar het grote licht,
waar mijn eigen nieuwe lichaam
door jouw liefde wordt geweven?
Kom Jij, mijn jeugdliefde
mijn oude vriend geworden,
mij lachend tegemoet getreden,
ginds achter mijn horizon
wanneer de avond valt?
Of hoef ik slechts mijn ogen
te wassen in jouw licht
om tot Jou te ontwaken?
Nog wil ik iedere morgen
op reis gaan naar de zon,
de bloemen buitenzetten,
een tulpenboom planten
midden in een rozengaard.
Dan zullen de lichtvijanden
in en om mij heen terugdeinzen
voor jouw aanstormend leven.
Breek door de grijze wolk van
onwetendheid die mij omhult.
Dat mijn woordeloos verlangen
moge aanzwellen tot een lied.
Als ik jouw stilte verdragen,
jouw liefde weten kan, zoals
Jij binnenkijkt in mijn bestaan,
misschien dat wij dan zingen.
|