|
Martelares
Stil lag zij tussen
haar ouders en haar broers
toen haar adem haar
niet langer meer bewoog.
De droom van God
stolde in haar bloed.
De werkelijkheid onmens
joeg door de barakken.
Had zij niet keer op keer
God in haar armen gesloten?
Was de adem van God nu
van de mensheid afgesneden?
Het Woord verstomde weer
na iedere schreeuw.
God zei dat het goed was
in den beginne.
|