Rouach
Er was een vrouw
die met het licht
uit het Oosten
was meegekomen.
Zij was zo
onwaarschijnlijk mooi
dat iedereen haar
wel wilde hebben.
Daarom ging zij
in het verborgene leven
en trok zij zich terug achter
het scherm van het zichtbare.
Niemand wist precies
hoe zij er uitzag,
waar zij was
en wat zij deed.
Maar dat zij er was
als een lichtende nevel
en dat zij kindjes
wiegde bij volle maan -
dat zij een flits van hoop
was die door de wereld ging
en oplichtte in mensen,
wist iedereen.
In musea en ateliers
was zij de geheime taal
die gesproken werd
tussen de schilderijen.
Zij was de illusie
binnen de gigantische
ruimtelijkheid
van de architectuur.
In de studeerkamers
van geleerden,
in de laboratoria
van wetenschappers
was zij de stilte
tussen de gedachten
of de vonk die
plotseling oversloeg.
Overal waar mensen
speelden en sportten
was zij herkenbaar
aan het elan.
Zij was de lichte golfslag
in een eindeloze wave,
de muziek die was geschreven
boven het leven van de mensen.
|
Zij viel op onder
strijdbare mensen,
vurige vechtsters voor
bevrijding alom.
Overal waar mensen
in tranen waren
en elkaar troostten,
huilde zij mee.
Een glimp van haar
zachtheid was te zien
wanneer mensen elkaar
streelden en liefkoosden.
Bij iedere gave zong zij
het eerste scheppingslied -
bij iedere ontvangenis
was zij de eerste adem.
En in huizen van gebed,
door kloostergangen
en huiskamers neuriede zij
de lof van God.
Men wist dat zij er was.
Uit lang vervlogen tijden
was haar naam nog te horen...
de Heilige Geest.
|