Nunc dimittis
Er stond een oerboom
in mijn jonge jaren,
een tulpenboom midden in
de tuin van mijn jeugd.
Nu vijftig jaar later
ontdek ik hem voor het eerst.
Is jong zijn heenzien over wat
je in je ouderdom pas ziet?
Met zijn geel-groene rosetten,
als waterlelies in een meer
van groen, spreidde hij zich
over mij en geurde zacht.
Nu weet ik pas zijn naam
Lyriodendron en ik streel
de honderdjarige die zich
als een heilige tot God richt.
Mijn ogen hebben het heil
aanschouwd, nu mag ik gaan
in vrede - nu ben ik oud
genoeg om God te zien.
*
Dit is het uiterlijke beeld
van de gelijke gelijktijdige
geestelijke werkelijkheid
die zich in je voltrekt.
Ogen zien pas wanneer zij
geleerd hebben het echte
van het onechte en het weinige
van het vele te onderscheiden.
Ogen gaan pas open als zij
geleerd hebben de essentie
te zien om dan vervolgens
waar te nemen met het hart.
Nu zie ik pas dat jij,
mijn levensliefde die
de bron bent van mijn lust:
de bron bent van mijn leven.
Jij bent het grote licht
dat mij het leven openbaart.
Jij bent mij ten einde toe
genoeg om God te zien.
|
|