Avondlicht
De buitenkant valt van mij af.
Ook mijn lichaam wordt steeds meer
omhulling van mijn innerlijk wezen
dat zich verstillen en verdiepen wil.
Mijn aandacht verdicht zich waardoor
mijn existentie minder belangrijk wordt,
terwijl mijn essentie, mijn diepste ik
meer gaat schouwen en onderscheiden.
Ouderworden is winst: ik zie wat ik
niet eerder zag, weet wat ik niet eerder
wist omdat mijn aandacht niet naar buiten
wordt getrokken maar naar binnen gaat.
Nu verandert minder zien in beter zien.
De buitenkant valt van de dingen af.
Ik zie de bedoelingen achter wat mensen doen
en lees de pijn achter een verkrampte lach.
Dan is het niet moeilijk meer te acceptere
dat je niet meer over een brede sloot
of over het tuinhek kunt springen.
Of dat je niet alles meer weet te liggen.
De wanden wijken, niet ik ben het die
meer begrijpt of helderheid verwerft,
maar het zijnde laat zich dieper begrijpen
dan ooit tevoren: ik mág zien!
|
|