Herfsttijloos
Mij zijn de ranke danseresjes lief
met hun tutu’tjes tuiltjes lila
over hun blanke lijfjes - klaar
voor de bruiloft in het park.
Niet in een overdaad van blad
en groen maar enkel bloem -
naakte schoonheid die ontdaan
van alle schroom zichzelf is.
Als alom de zomerbloei verkwijnt,
treden zij aan in eerste tooi -
elfjes niet op bankjes aan de bomen
maar op een tapijt van vallend blad
een rondo dansend in het late licht.
Terwijl in de bosrand de roodborst
hipt tussen de vliegenzwammen, komt
een herfstzonnetje hen minnestrelen.
Wijd openen zij zich en zinnespelend
dragen zij de vruchtbegeerte van
hun schoot hoog boven zich uit -
dit is het uur van het teder beven.
In hun handjes vonken goudgeel
vuurlichtjes bij het liefdesspel.
En plotseling bestuiven zij zichzelf
in zachte kreetjes van genot.
Ik hurk bij het herfsttijloos -
dit is de laatste bronst voordat
de natuur in zichzelf verstijft.
Maar in mijn huis worden opnieuw
de bedjes herfsttijloos gezaaid
en kiemt het zaad terwijl de stormen
over de velden razen. En straks dansen
de crocusjes weer de lente binnen.
|
|