Weekgedachte - God is mens geworden

maria_ezel

Stille Nacht

Ik heb genoeg
aan weinig woorden
zo weinig als
verliefden -
als hun woorden
kussen worden
en zij wegdromen
in elkaar

ik heb genoeg
aan kleine woorden
zo klein als
kinderen -
als zij
geheimpjes
vertellen
aan elkaar

ik heb genoeg
aan oude woorden
zo oud als
mijn ouders -
als zij mij
vertelden
hoe zij hielden
van elkaar

kribbe

Her-innering

Leven in herinnering
betekent ten diepste
dat wie je je herinnert
opnieuw nabij aanwezig is

in de her-innering.
Het is geen denken aan
maar geestelijk verenigd
zijn met wie je lief is.

Zo is Jezus gedenken
niet slechts gedachtenis
maar bewustwording van
zijn aanwezigheid.

De onderscheidingen
van tijd en ruimte
zijn menselijke indelingen,
verdelingen van de werkelijkheid.

De kosmos, de schepping
is en blijft een en heel.
En deze heelheid vloeit voort
uit de eenheid van God.

Daarom is kerstmis vieren
de presentie beleven van
de menswording van God
juist in deze dagen.

engelen

Verschijning

Ik zocht naar het verschijnen
van het licht, maar overal
bleef het donker om mij heen
en in mij, totdat ik jou zag.

In jou brandde reeds het licht,
de kaarsjes gloeiden, het groen
lichtte op als de lente en boven
je hoofd flonkerde een ster.

Toen ik jou zag, vond ik kerstmis :
het Kind rustte in je armen.
Zalig Kerstmis, zei je toen je zag
dat het licht in mij werd geboren.

man_fluit

Kerstkind

Jij, liefste
bent mij meer
Godsverschijnen
dan Jezus
van wie ik
de geboorte vier.

Godin verschijnt
in jou en is nu
mens geworden.
Dat weet ik
als ik je vandaag
in mijn armen neem.

Dochter ben je van
het eeuwig liefdesspel
van God en Godin.
Jij, jouw naam
is de echo van het
Eeuwig Woord.

Maria_kind

Beeld en Werkelijkheid

De grote verhalen van de
geboorte en wedergeboorte
van Jezus
zijn beelden van de
werkelijkheid -
niet werkelijkheid
die verbeeldt.

Daarom zijn zij
zo onmisbaar
omdat zij
de werkelijkheid
in beeld brengen
en zonder deze beelden
de werkelijkheid ontbreekt.

Maar het kan ook
dat in Jezus
beeld en werkelijkheid
samenvallen en
God in hem de scheiding
tussen beeld en werkelijkheid
doorbroken heeft ...

Maria_jozef_kind

De Werkelijkheid van Kerstmis

Kerstmis wil ik vieren
op twee niveaus die
betrekking hebben op
het 'feitelijk' gebeuren en
het 'geestelijk' gebeuren;
samen vormen zij de ware
werkelijkheid van Kerstmis.

Het feitelijk gebeuren is
de barre geboorte van een
ghettokind waarvan de ouders
in de verzetsbeweging zaten.
Joseph een verzetsstrijder -
Maria militant en moeidig
die het Magnificat zong.

Het geestelijk gebeuren is
de menswording van God
waardoor het eeuwing licht
neerdaalt in de tijd.
Lichtende hemelgeesten
verlichte aardegeesten
natuurmensen zijn er bij.

Dit betekent dat het
hemelsgebeuren en het
aardegebeuren steeds
in elkaar grijpen en
één goddelijke
en menselijke
werkelijkheid zijn.

Daarom staat er een ster
boven de stal en staan er
herders rond de kribbe.
Koningen treden nader.
Joseph en Maria verbaasd
hoe God een springlevend kind
uit hun liefdesspel heeft verwekt.

Alleen met het feitelijk
gebeuren is het geen Kerstmis.
Alleen met het geestelijk
gebeuren is het geen Kerstmis.
Samen vormen zij de waarheid
en de werkelijkheid van het
altijddurende 'God met ons'.

Maria_kind_mensen

Arme Herder

Je bent zo koud
kindje zonder kleertjes
in een kribbe neergelegd.
Tegenover jouw kleinheid
voel ik mij hulpeloos.

Ik ben de arme herder
met een huis bomvol
communicatie-apparatuur -
geen blijde boodschap
dringt echter tot mij door

want het is slechts
ruigte en leegte
in mijn ziel
waaraan ik zelf
niet eens kan raken.

Vandaag moet ik
in wonderen geloven
en van vrede zingen
terwijl de oorlog
in mij woedt.

Weer koos in Bethlehem
een jonge martelaar de dood.
Ik zie hoe wereldwijd
de uitbuiting van de armen
feestelijk wordt gevierd.

Ik loop verloren
in mijn huiskamer en
steek wat lichtjes aan.
Hoe klonk het feestlied
van de engelen ook weer?

De afgehakte boom
staat te verdorren.
De televisie staat mij
in deze dagen tegen
om alle schone schijn.

Een arme herder
is er geen die
zelfs de zin van al
die uitgelaten vreugde
niet kan verstaan.

Ik voel mij
een verdwaalde herder,
de armste van hen
en dat niet eens, want
van wie ben ik de hoeder?

Ik ben geen man
van het veld en
ken de geuren niet
van stal en dieren en
een pasgeboren kind.

Als niemand het ziet
wil ik voorzichtig
door de achterdeur
de stal ingaan
en eerbiedig knielen.

Mag ik jou Jezus
uit de kribbe nemen en
je in mijn armen houden -
tegen mijn hart
want dat is zo koud.

Drie_koningen


---Een kerstverhaal---

 
 

Camel1_2

De legende van het kemelhaar

In Palestina hadden de boeren ezels voor het personen-vervoer en goederenvervoer. De woestijn was het domein van de kamelen; hun brede voeten zakten niet door het zand. Zij waren de lange afstandslopers en werden ingezet voor het internationaal verkeer – met één volle maaltijd op een hele dag.

Toen er plotseling een kamelenkaravaan door de landstreek van Juda trok, liepen de mensen te hoop – nog nooit hadden zij zo’n stoet kamelen gezien en het meest opzienbarende was : er liep een jong bij. En de Driekoningen waren daar bij, maar niemand wist dat zij het waren.

In het woestjjngebied van Jordanië hadden zij een dag oponthoud gehad : Camelia moest kalven – zij ging door de knieën en op haar zij liggend kwam het kleine kopje van Camel tevoorschijn. Camelius stond er bij en snoof dezelfde geur van de paring en de baring.

Toen het kamelenkalfje nog maar net op zijn wiebelende pootjes stond en bij Camelia was gaan drinken, moest het proberen de karavaan bij te houden. Aangekomen in Bethlehem mocht Camel in de stal naast de os en de ezel staan en voorzichtig kuste hij even het kindje

Camelia voelde zich vertederd en diep bewogen door Maria, omdat die ook pas bevallen was. Camelius , die heel de lange reis de gaven van goud, wierook en myrre had gedragen, zag hoe Joseph onder de zorgen gebukt ging. Toen hun koningen neerknielden voor Jezus, gingen ook zij op hun knieën zitten.

Hun ogen stroomden vol geluk, toen zij zagen dat het Kindje een gouden kransje droeg. Maar hoe schrokken zij toen er ineens een engel de stal kwam binnenvliegen. Hij riep ‘vlug’ ‘vluchten' moeten jullie allemaal – er is groot gevaar want er zijn mensen die God willen doden…….

De Driekoningen joegen hun kamelen de woestijn in – het kleintje kon niet mee met de groten en werd achtergelaten. Joseph en Maria namen het mee naar Egypte. Daar werd het toen het speelkameraadje van Jezus. Toen zij huiswaarts keerden naar Nazareth, was Camel een mooie halfwas kameel geworden.

In heel Galilea was bekend, dat Jezus een kameel had die Camel heette. Heel zijn verborgen leven zorgde hij dagelijks voor de ezel en de kameel – tot op de dag dat zijn neef Johannes de woestijn introk en daar voortaan een kemelharen kleed wilde gaan dragen.

Jezus haalde Camel van stal en bracht hem naar Johannes aan de oever van de jordaan. Daarna ging hij zelf de woestijn in, om er veertig dagen te vasten en te bidden. Dan zei hij: “het is voor een rijke moeilijker de hemelpoort door te gaan dan voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen”.

Toen Camel vernam dat Johannes onthoofd en Jezus gekruisigd was door de mensen, liep hij dwars door het Midden-Oosten naar huis, troosteloos, moederziel alleen. Dan legde hij zijn kop in de nek van Camelia en Camelius. De weeklacht die hij uitstiet, vulde de woestijn
‘God is dood’….
 

Camel2_2