|
Oase
Natuurjongen, mijn jonge god
met je scheppend vermogen -
wanneer je een eikel plant
kan ik een boom verwachten.
Kom plant je in de weke aarde!
Als de mossen onder aan je stam
zich in bemoste oevers nestelen,
is er geen boom geen stuwmeer meer.
Alleen de golfslag van overvloeiend
leven, het diepe slaan van trommen.
En het hoge ruisen van de melkweg
als het gelukssterren regent.
Achter stijfgesloten ogen zie ik
vonken leven het heelal instromen -
jouw lichaam als een hemelkoepel,
als de zon over mij opgaan.
Kom, stroom uit in mijn bron
waar onze bronnen samenvloeien.
Bevloei het akkertje van mijn ziel
waarin mijn lusten kiemen.
|