|
Huis van God
Het huis van God is het universum, het heelal,
de hemel en de aarde, het leven en het licht.
Het thuisland van God is de hele werkelijkheid.
Daar woont God met ons samen, werken wij samen,
ontmoeten wij elkaar en worden wij Een.
Het huis van God is de mens: in zijn hartkamer
woont het allerheiligste aan liefde en hartstocht.
Als wij een “kerk” huis van God noemen,
is dat in geestelijke, overdrachtelijke zin.
Toch blijft het heimwee naar dat huis van God:
rustplaats in een vliedende ruimtelijkheid,
die te groot is voor menselijke enkelvoudigheid.
Waar mensen hun leven bouwen rond het mysterie
van Gods aanwezigheid, brandt het liefdesvuur.
De gothische kathedraal, waarvan de hoge
spitsbogen elkaar als gevouwen handen raken
en de gewelven hun wijde tenten spreiden
over een eeuwenoude wereld van herinnering.
Maar ook de veldkapel, het buitenhuisje van God,
waarin de gebeden aan de wanden hangen
als verstilde beelden van het kleine bidden.
Het is de openbaringstent, waar mensen in God
verwijlen en zich bewust worden van zichzelf.
In de tijdloze stilte van de gewijde ruimte
zijn tekens en symbolen, sacramenten en riten
lichtverschijning van onzichtbaar leven,
verklanking van onhoorbare zang en muziek,
lichaamstaal van ontuitsprekelijk verzuchten.
Het is de feesttent, het lumineus theater
der verbeelding, het labyrinth van dromen en
verlangens, waar de hemel op de aarde daalt en
God en mens de vreugde der gemeenschap vieren.
Speelhuis van lust en onvergankelijke lach.
Altijd zullen mensen tempels bouwen, kerken
van steen en heilige hutten van plaggen.
Danstent van het geloven met handen en voeten,
waar het lichaam zich biddend tot God verheft.
Kerk van godverliefde mensen, die God lof
toezeggen en toezingen met een zinnelijk gebed.
Bruidsbed met God voor wie er trouwen,
voor wie er huwen met hun hart en met hun ziel.
Rustbed voor wie er rouwen om verlies.
Binnenkamer om met God alleen te zijn.
Heiligdom om met God arm in arm te gaan
en om op schoot te zitten bij Godin.
Altaar waarnaar je op kunt gaan tot God
die je jeugd verblijdt. Tafel der gedachtenis
van dood en leven, om aan te liggen bij God,
Of om je hoofd in heilige handen te verbergen.
Het is de werkplaats voor de ware vrede
temidden van verwarring en geweld alom.
Strijdperk van het leven, pleisterplaats
voor allen die hebben gestreden en geleden.
Schuilplaats om binnen te vluchten bij God
in bestaansnood en gevaar, veilige haven,
niemandsland van God voor dag en nacht.
Het is het open huis om op verhaal te komen,
waar de blessures van de ziel weer overgaan.
Hier komen oude idealen weer tot leven
en gaan de harten open tot vergeving en herstel.
Hier staan de helden en heldinnen in de nissen -
het voetpad uitgesleten onder hun vaste tred.
Hier werd de boom des levens uitgeplant.
Hier worden de ogen geopend om God te zien
wandelen in de tuin van het dagelijks leven.
Dit is de school der ziel om in zichzelf te keren,
leerhuis van het vermogen om te schouwen:
dat God in ons woont, dat wij wonen in God.
Dit is het geboortehuis van het geloof in de
menswording van God in iedere nieuwe geboorte.
Met Kerstmis vullen zich de lege plaatsen,
een kerststal met een menigte bewegende beelden,
mensen die zich beelden voelen van zichzelf,
die door hun schaduwen zijn heengebroken
en nu een vredig licht uitstralen naar elkaar,
Zij spelen samen het toneel der eeuwen
en zij weten: dit is wonderlijke werkelijkheid.
Maar ook waar mensen hun eigen huis van God
versieren, liet wonder vieren onder een boom
van licht, de levensbeker reikend aan elkaar,
waar mensen zingend en dansend geloven
in de wedergeboorte van het nieuwe licht,
straalt het levenslicht van mens tot mens.
Ook boven deze kerststal staat een ster.
|