|
Treurlied
Ik rilde om een vlinder
in een spinnenweb.
Ik zag een vlieg
met een gebroken been
verdrietig peinzen:
waar moet dat heen?
Ik hoorde
de angstschreeuw
van een zwerm spreeuwen.
toen de stootvogel
suizend neerdook
in het wilde weg.
Ik huiverde
om het konijn
dat in de loop
van een geweer keek
juist voordat
de moordaanslag
het heelal
zou verscheuren.
Ik treurde
om de fazanthaan
die midden op de weg
baltsend danste
rond zijn hen.
Zij vluchtte in de berm,
maar hij bleef
verliefd verstijfd
versteend van angst
toen het monster raasde.
Ik klaagde
om de dansende beer
aan een ketting,
dansend uit angst
voor de zenuwpijnen
toen het koord van de mens
zich spande aan
de ring in zijn neus.
En om de rode lap
op een stier,
toen de gevallen held
in bloeddorst werd gedrenkt.
Ik gilde
om de rukken
aan het bit
van het renpaard
de sporen in de liezen,
de striemende zweep
met de finish in zicht.
Mijn adem stokte
bij de hoogste barrage
om de immense pijn
van versplinterd been
telkens als een balk viel.
Ik huilde om de klappen
die dan vallen in de stal.
God huilt mee met de dieren.
|