|
Grensovergang
Eén rukwind - dan zal ik vallen
geworden tot verleden tijd
gedoemd tot eigen eindigheid
tenzij, als de bazuinen schallen,
de eeuwigheid als een bruiloftskleed
zich spreidt over mijn bange wezen,
overwinning van het eindeloze vrezen
voor het niets dat niet meer weet.
Ik mijmer over liefde tussen water en vuur -
hoe ruimte en tijd in elkaar vervloeien,
hoe in de hemel paardebloemen bloeien -
over de nieuwe aarde en het eerste uur.
Als ik dan het brede water overvaar,
dat door Gods adem is gaan branden,
zullen aan de overzijde veilige handen
mij uittillen boven misbaar en gevaar.
|