‘Ik zal voor je bidden’ -
dat is tot God gaan
om bij God en voor
zijn Aangezicht te vragen:
zegen haar, help hem -
doe hen geluk en vrede
overkomen - en houd hen
in leven, Levende God.
*
Aan de overzijde van
dit aardse bestaan
zijn de 'overlevenden'
onze geliefden na de dood.
Ook zij, meer dan wij
gaan in gebed tot God,
dieper, intenser, meer
dan wij het kunnen.
*
Er is geen verschil
tussen 'wij en zij'
tussen 'hier en ginds'
tussen 'nu en dan'.
Zij zijn niet de stillen
niet bewegenden in eindstand.
Zij leven voort, vooruit
de eeuwige toekomst van God in.
*
Samen zijn wij die ene grote
gemeenschap, die ene familie
die God aanbidt, die tot God
bidt en rond hem samenkomt:
wij staande rond het altaar
zij staande voor de troon -
met elkaar verbonden in het
ene zelfde gebed tot God.
|
|